Deze studie onderzoekt de invloed van groepsmusiceren en begeleidingsvaardigheden op piano, aangeleerd vanaf graad 2.1 in het deeltijds kunstonderwijs (DKO). Binnen de klassieke pianopedagogie wordt samenspel vaak pas in latere leerjaren geïntroduceerd, waardoor pianisten beperkte ervaring opdoen in muzikale interactie. Vanuit deze vaststelling heb ik in academie Stap Roeselare een studie opgezet waarin leerlingen begeleid werden in het aanleren van groepsgerichte vaardigheden, zoals de toon aangeven, samen ademen en beginnen, tellen, luisteren en het eigen spel afstemmen op dat van anderen.
Via negen sessies in twee rondes met drie leerlingengroepen werd geëxperimenteerd met aangepaste partituren op basis van hun gekende liederen uit de MCV-lessen. De begeleidingen werden stapsgewijs vereenvoudigd op ritmisch en technisch vlak. Observaties en lesanalyses toonden dat leerlingen — ongeacht leeftijd of niveau — vooruitgang boekten mits duidelijke structuur, herhaling en gerichte ondersteuning. Improvisatieopdrachten bleken te complex, terwijl eenvoudige werkvormen zoals klappen op de tel en het werken met één toon functioneel waren.
Een eerste vragenlijst toonde bij de sessiegroep een stijging in motivatie rond samenzang, pianospel en notenleer oefenen, tegenover een terugval bij de controlegroep. Een tweede, aanvullende bevraging onderzocht de houding van 38 leerlingen — uit zowel de sessiegroep, de controlegroep als andere leerlingen buiten de studiecriteria — uit de graden 2.1 tot 4.2, tegenover vierhandig spel, groepsmusiceren en optreden. Jongere leerlingen reageerden hier vaker positief; bij oudere leerlingen trad vaker podiumangst en voorkeur voor solospel op.
Het onderzoek bevestigt dat vroegtijdige integratie van groepsmusiceren op piano haalbaar is en positief bijdraagt aan muzikale ontwikkeling en motivatie.