In dit praktijkgericht onderzoek wordt nagegaan hoe de basiscompetentie “creëren en (drang tot) innoveren” effectief geïntegreerd kan worden in gitaarlessen voor leerlingen 2.1 binnen het Deeltijds Kunstonderwijs (DKO). Creëren blijkt in de praktijk vaak onderbelicht te blijven door de nadruk op technische vaardigheden en het steeds instuderen van repertoire.

Via literatuurstudie, gesprekken met leerkrachten en artistiek praktijkonderzoek werden inzichten verzameld over de rol van creëren in het DKO.

Er werden diverse lesopdrachten ontwikkeld en uitgetest rond vier creatieve werkvormen; experimenteren, improviseren, arrangeren en componeren.

De resultaten tonen aan dat leerlingen enthousiast reageren op opdrachten die hun verbeelding aanspreken, mits een duidelijke structuur en veilige leeromgeving. De resonantiegroep gaf aan dat de opdrachten werkbaar zijn en bijdragen aan onder andere motivatie, eigenaarschap en muzikaliteit bij leerlingen.

Het onderzoek bevestigt dat creëren en techniek elkaar kunnen versterken en dat praktijkgericht lesmateriaal leerkrachten ondersteunen om de basiscompetentie “creëren en (drang tot) innoveren” een vaste plaats te geven in hun lessen.

Deze studie pleit voor een onderwijspraktijk waarin creëren geen extraatje is, maar een fundamenteel onderdeel van de artistieke vorming van de leerling.