Alana Wauters
Het tafellaken dat geen tijdmachine kon zijn want mijn fiets kon nog niet zwemmen en ik was te klein

fine arts

Mentoren:
Bart Lodewijks
Séba Hendrickx

“If a serious statement is defined as one that can be made in terms of waking life, then poetry will never attain the level of seriousness. It lies beyond seriousness, at that more primitive and original level where the child, the animal, the wild, and the seer belong, in the realm of dreams, enchantment, ecstasy, and laughter. To understand poetry, we must be able to don the magical cloak of the child’s soul and exchange the wisdom of man for that of the child.” (Huizinga, 2016b)

I walked upside down with my socks on my hands and my underwear inside out.

Once upon a time, in a land not so far away, there was a room, THE room, her room, the sewing room. A place where magic came to life and trouser legs disappeared. Buttons danced around and celebrated. A room full of colors, for me it was a dream. It was the space where she lived, where she came to life. Mountains of fabric and castles of thread. A room where trouser tears went but never returned. There was a centuries-old machine, the kind you could still operate manually by turning a large wheel. The sound of the needle passing through the fabric was music to my ears. Endless pearls and ribbons. Glitter flew around. The air was pink and tasted like candy. Grandma was the queen of that beautiful place and I was the princess. Guarded by two giant black cats, the land remained safe from intruders or danger. People say it still exists, hidden deep, deep inside the big house. You have to go through the long hallway with endless tiles and past the forest of houseplants. You can only get there with holes or tears in your best clothes.

 

Wat ik het meest mis, is de kracht van fantasie en verbeelding. Een verlangen dat diep in mij blijft nazinderen. Het kind in mij leeft nog altijd ergens binnenin – een stille aanwezigheid die herinnert aan een wereld vol magie en toverspreuken. Daar begon mijn onderzoek. Onbewust keerde ik terug naar wat me als kind al intrigeerde.

Ik begon me te omringen met objecten, beelden en materialen die toen al mijn verbeelding prikkelden. En ik besefte: er is weinig veranderd. Wat mij toen verwonderde, laat me nu nog steeds niet los. Diezelfde fascinaties sluipen mijn dagelijks leven én mijn artistieke praktijk binnen.

In het maakproces komt kleine ik opnieuw tot leven. Het is daar, in het creëren, dat we elkaar terugvinden. Dat we dezelfde taal spreken. Mijn werk wordt een medium voor dialoog – tussen het verleden en het heden, tussen fantasie en werkelijkheid.

De drang om haar naar boven te halen is uitgegroeid tot een voortdurende zoektocht. Een obsessie die tastbaar wordt in de objecten die mij omringen en in de beelden die ik maak.ik creëerde een fantasiewereld van papier in het atelier.
Het is een wereld die onlosmakelijk verbonden is met mijn kindertijd, en in het bijzonder met mijn oma.

Mijn oma was het hart van mijn kindertijd. Ze had een unieke manier om van het gewone iets bijzonders te maken. Samen creëerden we werelden vol verbeelding. Zij was mijn veilige haven – de plek waar fantasie en werkelijkheid in elkaar overliepen.

Die herinneringen zijn des te kostbaarder geworden sinds mijn grootvader lijdt aan Alzheimer. Het langzaam verdwijnen van zijn herinneringen confronteert me met de kwetsbaarheid van het geheugen – hoe fragiel, maar ook hoe bepalend onze innerlijke werelden zijn. Het versterkt mijn drang om vast te houden aan wat was, om het niet te laten vervagen, om het vast te leggen in papier......