Maria Stuut, Verduinen- Becoming a Dune
autonome vormgeving
Hans Bryssinck
Lars Kwakkenbos
Elke keer als ik met de Jutter mee rijdt over het strand (hij tuurt langs de kustlijn op zoek naar waardevolle objecten vanuit de jeep, een sigaret rokend, terwijl zijn honden ernaast rennen) wijst hij naar de plekken waar het zand is verplaatst. ‘Kijk hier was vroeger een geul, die is nu dicht gestoven, daar graven ze een gat in de duin om het zand naar binnen te laten stuiven, dat willen ze graag, voor bepaalde soorten planten, tja dat kost allemaal geld.’ ‘Bij Hollum is het aan het afkalven, dus spuiten ze het op, en dan spoelt het allemaal hier bij Ballum weer aan, daarom is het strand hier zo breed.’ Dat veroorzaakt drijfzand, dat vinden de toeristen maar niks, het strand ziet er vies uit. En daarom dat eens per jaar een pad van mooi wit zand wordt uitgestrooid van de overgang helemaal daar tot aan de zee, zodat de toeristen fijn naar het water kunnen lopen. ‘Zie je dat skelet van die zeehond daar? Daarvan zie je morgen niets meer, dat doet de natuur allemaal zelf.’
Als het een dag duurt tot de zeehond verdwenen is onder het zand, hoe lang zou het dan duren tot ik ondergestoven zou zijn? Ik neem me voor te verduinen.
I drove on a daily basis with a beachcomber over the beach of Ameland looking for treasure, like wood, or even better, pieces of amber. Many days, nothing interesting could be found, so we talked about the sand, how the shape of the beach changes, how the wind and the sea do that, and how the humans on the island try to force the movements of the sand to their will. The island seems to be constantly shapeshifting, while the humans on it try to find solid ground, moving sand to places where they want it to stay, digging where they wish it wasn’t there. I decided to become a dune, to lay still, only to find I tried to manipulate the movement of the sand just as much as anyone else on the island.