Lukas De Ryck
master beeldende kunsten - vrije kunsten
‘’Maandag loopt een dronkenman over de weg en verliest vier munten een paar voeten en een hoofd. Woensdag vindt een dame op de weg vier munten die een beetje verroest zijn door de regen van dinsdag. Vrijdag ontdekt een wandelaar die zijn honden uitliet een hoofd in de gracht van de weg. Zondag ochtend vindt een koppel een paar voeten rondslingeren in de trappenhal.’’ De aartsketter wilde uit deze geschiedenis de werkelijkheid –id est continuïteit- van de vier munten een kop en een paar voeten afleiden. Het is absurd (stelde hij) van de veronderstelling uit te gaan dat kop niet heeft bestaan tussen maandag en vrijdag, de voeten niet tussen maandag en zondag ochtend. Het is logisch te denken dat ze – al is het op een geheime wijze die het menselijk begrip te boven gaat- op alle momenten binnen de drie tijdsbestekken hebben bestaan.
Naar J.L Borges ‘ Tlön, Uqbar, Orbis Tertius’
On Monday, a drunk crosses the road and loses four coins, two feet and a head. On Wednesday, a lady finds in the road four coins that are slightly tarnished by Tuesday’s rain. On Friday, a passer-by walking his dogs discovers a head in a ditch along the road. On Sunday morning, a couple finds two feet lingering in the passageway.
The heresiarch tried to deduce from this story the truth – that is, the continuity – of the four coins, two fee tand a head. ‘It is absurd’, he claimed, ’to imagine that the head did not exist between Monday and Friday, the feet between the Monday and Sunday morning. It is logical to assume that all these existed – if only in some secret way whose understanding is hidden from men – during each moment of these three periods of time.’
After J.L Borges ‘ Tlön, Uqbar, Orbis Tertius’